
Verder wordt er ook onderscheid gemaakt in wat er aantrekkelijk gevonden wordt bij mannen en vrouwen. Mannen worden het liefst gezien met een breed bovenlichaam (Brehm et al., 2002). Langere mannen worden ook aantrekkelijker gevonden (Kanazawa & Kovar, 2004). Bij vrouwen wordt het 'waist to hip ratio' mooi gevonden, waarbij de taille een derde smaller is dan de heupen. Verder blijkt uit een ander onderzoek van Bowmaker & Hunt (2008) dat de afstand tussen beide ogen en de afstand tussen de ogen en de mond de sleutelfactoren blijken voor een aantrekkelijk vrouwengezicht. De onderzoekers kwamen tot deze conclusie middels vier onafhankelijke experimenten waarbij studenten gevraagd werden de aantrekkelijkheid te beoordelen van de afgebeelde gezichten. Zij kregen hierbij telkens twee vrouwen te zien met dezelfde gezichtskenmerken, maar met andere afmetingen tussen de ogen en tussen de ogen en de mond. De gezichten met een verticale afstand van 36 procent van de totale gezichtslengte tussen de ogen en de mond, en de horizontale afstand tussen de ogen 46 procent van de totale breedte was, werden het mooist gevonden. Er wordt dus onderscheid gemaakt in aantrekkelijkheid bij mannen en vrouwen (Bowmaker & Hunt, 2008).
In een ander onderzoek werden met behulp van pasfoto's niet bestaande gezichten gecreerd (Brehm et al., 2002). Dat wil zeggen dat er een gemiddelde gezicht werd gevormd door verschillende gezichten samen te voegen met een bepaalde programma. Zo een gemiddelde gezicht bestond bijvoorbeeld uit vier, acht, zestien of tweendertig foto's. De resultaten lieten zien dat gemiddelde gezichten die uit de meeste pasfoto's bestonden als aantrekkelijkste gekozen werden door de studenten. Dus een gemiddelde gezicht die uit tweendertig gezichten bestond werd als aantrekkelijkst ervaren. Het blijkt dus dat hoe meer gezichten er toegevoegd werden aan zo een gemiddeld gezicht, des te mooier het gezicht gevonden werd. Verder blijkt aantrekkelijkheid een objectieve en kwantitatieve attribuut te zijn net zoals lengte en gewicht (Kanazawa & Kovar, 2004).
Evolutionaire verklaring
Uit onderzoeken is gebleken dat evolutionair gezien de maatstaf voor aantrekkelijkheid het onderscheiden van aantrekkelijke mensen en minder aantrekkelijke mensen is (Kanazawa & Kovar, 2004). Van oudsher wordt aantrekkelijkheid als indicatie van genetische en ontwikkelingsgezondheid gezien. Uit onderzoek blijkt dat aantrekkelijke mensen gekenmerkt worden met bilaterale symmetrie. Asymmetrische mensen worden meer blootgesteld aan parasieten, pathogenen en toxinen. Genetisch en ontwikkelingsgezonde mensen hebben minder asymmetrische vormen en ze zijn dus in hun gezicht en lichaam symmetrisch en per definitie aantrekkelijker. Hierbij is er een positieve correlatie gevonden tussen de prevalentie van parasieten en pathogenen in de omgeving en de waarde die gehecht wordt aan aantrekkelijkheid bij partnerselecties. Mensen hechten dus meer waarde aan aantrekkelijkheid als er sprake is van veel parasieten en pathogenen in hun omgeving. In die omgevingen wilt men namelijk geen genfecteerde en ongezonde partners.